home > woord en beeld >
De korte geschiedenis van het pannendak
Het weke dak
De vroegste dakbedekking in onze streken bestond uit organische materialen, zoals hout, stro en riet. Dit 'weke dak' was de goedkoopste en meest toegepaste dakbedekking.
De Romeinen gebruikten eerder al wel bakstenen en dakpannen maar na de Romeinse periode raakte het gebruik van deze bouwmaterialen helemaal in onbruik.
Pas in de middeleeuwen begon men opnieuw bakstenen en daktegels te maken.
Naar aanleiding van hevige stadsbranden vaardigden de steden vanaf het midden van de 13de eeuw voorschriften uit, die het gebruik van harde, onbrandbare dakbedekking stimuleerden of verplicht maakten. In Brugge en Gent werden strodaken vanwege het brandgevaar bij wet verboden in 1374. Het is bekend dat Brugge één vierde van de kost voor het leggen van pannendaken terugbetaalde. In Vlaanderen en Holland gebruikte men vanaf dan meer en meer daktegels (tichels of tichelen), onder- en bovenpannen of leien. Ook de schouwen moesten in steen worden uitgevoerd. Zo werd het 'weke' dak in de steden stilaan een uitzondering.
In het prinsbisdom Luik, waartoe Limburg toen behoorde, gebeurde dit misschien wat later dan in het westen van Vlaanderen. In Hasselt werd het pas in 1703 verboden daken met stro te dekken "op pene van affgesmeten en afgetrocken te worden" en kon men subsidie krijgen voor een vierde deel van de kostprijs voor de aankoop van pannen, tichelen of leien (schalies)! Ook Wuestherk (zoals Herk-de-Stad vroeger heette) had te kampen met verschillende stadsbranden. Dat was onder meer het geval in 1590, 1679 en 1780.
Op het platteland was stro of riet nog heel normaal als dakbedekking. Rond 1840 was slechts één landelijke woning op zeven met pannen bedekt, terwijl in de Limburgse steden stro of riet echt een uitzondering geworden was. Enkel de armste woningen hadden daar nog een strodak.
Een nieuwe gegolfde holle pan
Rond 1500 ontstond in Vlaanderen en Holland een nieuwe gegolfde dakpan: de Hollandse of Vlaamse pan. In Vlaanderen werd ze later ook de Boomse pan genoemd. Boom was in de 18de en 19de eeuw hét productiecentrum in Vlaanderen. In Limburg en omgeving heeft men het bijna altijd over de Schulense pan!
Deze gegolfde holle pan was in feite een gecombineerde onder- en bovenpan zoals die tot dan toe had bestaan. Deze nieuwe pannen waren meteen een succes en ze geraakten verspreid tot buiten de Nederlanden. Het belangrijkste voordeel van deze gegolfde holle pan was dat een hard, dicht dak werd gevormd met minder overlapping dan voorheen, waardoor het gewicht van de dakbedekking afnam. Eén Schulense pan weegt slechts zo'n 2 kilogram. Daardoor volstond een lichtere dakconstructie.
Tot laat in de 19de eeuw, op het platteland zeker nog tot in de 20ste eeuw, lagen de pannen op een open dakconstructie. Ze hingen met hun nok (neus) aan horizontale panlatten die op de sporen waren gespijkerd. Om binnenregenen en insneeuwen te voorkomen, werd de verbinding tussen de pannen dichtgemaakt, ofwel met zgn. stropoppen stropoppen of 'wijpen', ofwel door het invoegen met kalkmortel. Dat laatste was ook veel brandveiliger.
Mechanisatie
Aan het eind van de 19de eeuw drong de mechanisatie ook door in de pannenproductie. Tot dan werd elke pan met de hand gemaakt in een mal. De industrieel vervaardigde pannen bezaten een gelijkmatig en strak uiterlijk en sloten veel beter in elkaar dan de ambachtelijk gefabriceerde pannen. Door het industriële fabricageproces konden heel wat verschillende types dakpannen gemaakt worden. Deze mechanisatie liet toe grote hoeveelheden dakpannen te produceren. Zo kon men ook inspelen op de grote vraag naar bouwmaterialen als gevolg van de sterke groei van de 19de eeuwse steden.
In het begin van de 20ste eeuw deden ook nieuwe dakbedekkingsmaterialen hun intrede, zoals de cementsteendakpan.
Na de Tweede Wereldoorlog nam de standaardisatie en perfectionering van de dakpan verder toe. In moderne computergestuurde liftovens worden optimaal sluitende pannen geproduceerd. Ook moderne dakbedekkingsmaterialen werden toegepast, zoals betonnen sneldekpannen, golfplaat of bitumineuze materialen.
In het begin van de 21ste eeuw moet je hard zoeken naar de oude Schulense pannen. Zelfs in Schulen vind je ze enkel nog op een oude boerderijen, achterliggende stallen en in sommige gevallen hergebruikt op gerenoveerde woningen…
Meer info en bronnen:
‘De geschiedenis van het pannendak’, Joost de Vree, www.BouwkundeInBeeld.nl
‘De pannenbakkerijen in Limburg 1841-1844’, Willem Driesen
‘Onder de pannen zijn’, Paul De Niel, EMABB vzw, 2001
‘Wuestherk 1567-1667’, Annie en Jos Leemans, 2005