Toestand
Gesloopt/verdwenen.
Beschrijving/informatie/geschiedenis
Op deze lokatie langs de Koppelstraat, tegen de Frietselbeek, werd rond 1860-1870 de panoven ('pannesjop' in het Maaslands dialekt) van de familie Hoeven-Hermans gebouwd. Hubertus (Bertus) Hoeven (1837-1917) zou vanaf 1867 de eerste pannenbakker zijn geweest. Bertus was getrouwd met Josephina Hermans (1840-1916). Ze hadden samen 11 kinderen. Na het overlijden van Bertus kocht zijn zoon, Leo Hoeven (1874-1948), de pannenbakkerij over van zijn drie broers en zes zusters voor 25000 frank. Leo(nardus) Hoeven was getrouwd met Louisa Simons (1871-1940). Ze hadden zes kinderen.
In 'Van Lankerse brikken, pannen en plevuzen' vertellen twee van die zonen, Martin en zijn broer Mathieu Hoeven, het verhaal van de familie en van de panoven...
De klei werd vlakbij uitgegraven en met wagentjes naar de fabriek gebracht. Daar werd de klei in een ronde put, de 'zomp', gestort. In het midden daarvan stond de kleimolen die werd getrokken door een paard. De pannen werden gevormd en in de droogloodsen gelegd. Vervolgens werden ze gedroogd en gebakken. Elke oven daar kon ongeveer 5000 pannen bevatten. Tot de eerste wereldoorlog werden mutsaarden (bussels hout) als brandstof gebruikt. Na het afkoelen werden de pannen gestapeld en de bestelling werden naar de tramwissel gebracht voor het transport per (buurt)tram.
Na de eerste wereldoorlog werd de panoven uitgebreid omdat er op dat moment veel vraag was naar pannen vanuit de Kempen en het Luikse. In de jaren twintig werden in de bouwsector bijna enkel nog mechanische pannen gebruikt en vader Leon vroeg een van zijn zonen het bedrijf over te nemen en de moderniseren. Uiteindelijk nam Mathieu (1908-1986) het bedrijf over. Er was niet veel kapitaal beschikbaar en dus werd een goedkope oplossing gezocht. Toevallig kwamen ze te weten dat de machines van de gesloten pannenfabriek 'Tuileries Tongroises' te koop stonden (volgens ander informatie bestond deze fabriek echter nog in 1945). Deze installatie (een strengenpers, een afsnijapparaat, een pers met stalen vormen en een hele partij rekken) werd overgebracht naar Lanklaar. Er werd ook nog een 'Moësmotor' (dieselmotor) aangekocht en het werd een echte machinale pannenfabriek. In een jaar werden in die periode tussen de 150000 en 200000 pannen per jaar geproduceerd.
De omschakeling verliep niet gemakkelijk en de kwaliteit van de nieuwe pannen van de 'Firma Hoeven' liet te wensen over. Ze konden onder meer pannen leveren voor woningen in Eisden tuinwijk, een opdracht van de 'Maatschappij Limburg-Maas'. Blijkbaar slorpten de pannen te veel water op en was er vorstschade. Een probleem dat zich met dezelfde klei bij de handgevormde pannen nooit had voorgedaan.
Later, eind jaren dertig, kreeg Mathieu Hoeven een aanbod om transport van kolen te organiseren van Genk naar Luik voor de firma Cockerill. Daarnaast had de firma Hoeven snel nog meer activiteiten: exploitatie van grind en de productie van betonblokken voor de Mijn van Eisden. Zo viel de pannenbakkerij stil en kort voor of na de tweede wereldoorlog was het helemaal gedaan.
Net als de andere steen- en pannenbakkerijen in de Maasvallei maakte deze steenbakkerij gebruik van alluviale klei of leem, dit wil zeggen klei die lang geleden tijdens de ijstijden (Weischel-glaciaal, 116000 tot ongeveer 11000 jaar geleden) door de Maas werd afgezet.
|
Meer foto's
Bronnen
- Informatie via Frans Medaer, waarvoor met veel dank (ook aan Jos Leenders voor tekeningen en foto's)
- Koolputterserfgoed, Bert Van Doorslaer, provinciebestuur Limburg, 2002
- 'Van Lankerse brikken, pannen en plevuzen', F. Meijers, 'Lanklaar, het dorp waarin we leven', 2, Geschiedkundige Kring 'De Vreedsel', Lanklaar
- Moteurs-Moës Waremme
- Stambomen op Geneanet
|